PAULUS’ NASCHRIFT
Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking. Maranatha.
1 Korinthe 16:22
Paulus schreef de brieven aan de gemeenten niet steeds met eigen hand. Hij dicteerde ze wel aan een vriend die de pen hanteerde. Zo lezen wij in Rom. 16:22 bijvoorbeeld: “Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.” Waarschijnlijk is de eerste brief aan de Korinthiërs door Sosthenes, die in de aanhef genoemd wordt, geschreven, terwijl Paulus, door de Heilige Geest bestuurd, hem voorzegde wat hij schrijven moest. Maar nu voegde de apostel er zelf nog een paar regels aan toe (van het 21e vers af). Hoe hartelijk klinkt het: “Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus”, maar hoe ernstig dreunt het ook: “Indien iemand den Heere Jezus niet liefheeft, die zij een vervloeking.” Zulk een woord wordt niet gaarne beluisterd. Het Evangelie bevat andere uitspraken die ons aangenamer zijn. Doch waar de volle raad Gods verkondigd wordt, daar mag de aanzegging niet achterwege blijven, dat wie de Borg verwerpt, zelf verworpen zal worden. Wie de zegen versmaadt, laadt de vloek op zich, ja, is zelf een vervloeking; het eeuwig verderf zal de zodanige ten deel vallen. Paulus staat met deze zijn boodschap niet alleen. Wanneer Mozes afscheid neemt van Israël spreekt hij aldus: “Ik neem tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld.” En Jozua las voor de oren des volks de zegening en de vloek, naar alles wat in het boek der Wet geschreven staat. David moest de vloek inroepen over de goddelozen en Elia kreeg de afvallige koningen hun ondergang bekend te maken. Uit de mond van Jeremia, Johannes de Doper, Simeon en de apostelen horen wij hetzelfde. Ook Christus Zelve, de Mond der waarheid, hield het “Wee u!” niet achter. Zo vaak gij uw Bijbel opneemt wordt het u als in de hand gelegd: “Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking.” Er volgt: “Maranatha”, onze Heere komt. Hij komt om Zijn Bruidskerk de feestzaal binnen te leiden. Hij komt ten gerichte over allen die niet wilden dat Hij Koning over hen zou zijn. Paulus’ woord moge hard klinken, het is niettemin rechtvaardig. De Heere Christus is voor verlorenen op aarde gekomen; doch wie de toegestoken Hand ter redding afwijst blijft in zijn verlorenheid. De paradijsvloek rust van nature op ons allen; en wie zich afwendt van de Enige Die de vloek kan opheffen, terwijl Hij hem op Zich wilde nemen, blijft onder het oordeel. “Die zij een vervloeking”, die blijve in de vervreemding, in de verbanning, in de afsnijding.
De vloek komt in dit aardse bestaan reeds openbaar. Wie de Heere Jezus niet liefheeft is een vloek voor zichzelf, want het hoogste goed stoot hij van zich weg. Hij is ook een vloek voor anderen, want in plaats van naar de Zaligmaker te lokken trekt hij de zielen juist van de Verlosser af. De volle zwaarte van de vloek zal evenwel later worden gevoeld. Maranatha, onze Heere komt en Hij zal de schapen van de bokken scheiden. Slechts weinige regels schreef Paulus eigenhandig onder de brief en daarbij was onze aangrijpende tekst. Het eeuwig wel of wee der zielen woog hem zwaar. O, dat het ook ons zwaar wege. Jesaja heeft de waarheid aldus moeten uitdrukken: “Zegt den rechtvaardige, dat het hem wél zal gaan; wee den goddeloze, het zal hem kwalijk gaan.”
Wijlen ds. E. van Meer.