Vragen lidmatenkring D.V. 25 februari om 20.00 uur.

Dan kunt u zich thuis alvast aan de hand van de onderstaande vragen voorbereiden.

 

Vragen bij artikel 10 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

  1. Op welke wijze is in de kerkgeschiedenis steeds opnieuw de Godheid van Christus bestreden? Noem hiervan een enkel voorbeeld. Waarom is het vanuit de mens bezien ook geen vanzelfsprekende zaak om de Godheid van Christus te belijden?
  2. Op welke wijze is vaak over de Heere Jezus gesproken als over de Zoon van de Vader, terwijl daarbij toch geloochend wordt dat Hij eeuwig God is?
  3. Leg uit dat met de (eeuwige) Godheid van Christus de zaligheid van de Kerk staat of valt (zie ook Heidelberger Catechismus, Zondag 6).
  4. Kun je uitleggen dat Gods Woord over Christus spreekt als over het Lam dat geslacht is van (voor) de grondlegging der wereld (Openbaring 13:8)?
  5. Op welke wijze wordt in het boek der Psalmen gesproken over de (eeuwige) Godheid van Christus?
  6. Op welke wijze wordt in Johannes 1 gesproken over de (eeuwige) Godheid van Christus? En op welke wijze in Johannes 17?
  7. Zijn er voorbeelden van in de Schrift dat Christus Zich ook in de dagen van het Oude Testament al openbaarde?
  8. Heeft Christus met Zijn menswording (of komst naar deze aarde) Zijn Goddelijke natuur afgelegd?
  9. Noem voorbeelden uit het Nieuwe Testament waaruit blijkt dat Christus tijdens Zijn rondwandeling op aarde Zelf Zijn Godheid gepreekt of beleden heeft.
  10. Op welke wijze bleek de Goddelijke natuur van de Heere Jezus in de wonderen die Hij verrichtte, in de woorden die Hij sprak en in de vergeving der zonden die Hij bekend maakte?
  11. Op welke wijze bleek Zijn Goddelijke natuur op de Goede Vrijdag en met Pasen?
  12. Op welke wijze werd duidelijk dat de meeste mensen uit de schare die de Heere Jezus (aanvankelijk) navolgden Hem uiteindelijk toch niet zagen als de eeuwige Zoon van God? Op welke wijze bleek dat bij Zijn discipelen (uitgezonderd Judas) toch anders te zijn?
  13. Leg uit dat als Guido de Bres in artikel 10 van de NGB spreekt over aanroepen, aanbidden en dienen, het ene noodzakelijkerwijs uit het andere volgt.
  14. Wat zegt de Heere Jezus over degenen die Zijn Godheid belijden? En wat over degenen die dat niet doen?