• 2020-01-01 15_27_53-Foto's.png
  • Kerk1.jpg

Welkom op website van de Hersteld Hervormde Gemeente te Vriezenveen

Meditatie       

Pasen

 

`Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel` 

Hooglied 4 : 6.

We willen bij deze woorden stilstaan in het verband met Pasen. Een wachtenstijd was het voor de kerk in het oude testament, daarom genoemd: de dienst der schaduwen. Schaduwen die vervuld zijn in de volheid des tijds, toen van Golgotha klonk het woord wat aarde, hemel en hel doorklonk: ‘Het is volbracht’. Immers gaf de aarde antwoord in het scheuren van de steenrotsen en de opening der graven en de hemel antwoordde aan de derde morgen in de opwekking van den Borg en de helhond werd de kop vermorzeld. Zijn de schaduwen nu geweken? Is het nu volle dag? Hebben wij meer licht dan de vaderen van de oude dag? Veelvuldig wordt dat geleerd; en voor het verstand dan zeker. De schriftgeleerde van de nieuwe dag weet meer van Jezus dan die van voor Zijn komst in het vlees. Maar beide slaan nog de Levende aan het kruis, dan nog het “Kruist hem’. Zonder de zalving van de Heiligen Geest werkt nog tevergeefs de valse pen der schriftgeleerden. De farizeeër van de nieuwe dag bidt anders dan die in de tijd van ’s Heeren omwandeling; nu bidden zij ook: ‘O God, wees mij zondaar genadig’. Maar beide vijanden van het arme zondaarsleven, noemen het ziekelijkheid, lijdelijkheid, enz. De overpriester van den nieuwen dag scheldt op die van de ouden dag, maar hierin één, dat zij hun ceremoniën en vormen handhaven en het Wezen haten. De naamchristen die roemt in de dag der vervulling zonder hem ooit beleefd te hebben, spreekt dezelfde taal als de Jood die in het vlees roemt: ‘Zijn wij dan ook blind?’ Voor die mensen eigenlijk geen schaduwen, zij menen helder te zien. Omdat zij volslagen blind zijn voor de werkelijkheid en gebonden liggen onder de macht van de leugen en dat gewillig. Het klinkt misschien wat wonderlijk, maar zij zijn gelukkig te achten, die kennen dat schaduwen leven. Waarom? Wat is dat dan? Wel, waar schaduw is, is ook licht, dat is een voorwerp, hier een Persoon, de Persoon van de Middelaar. Dan heerst de duisternis niet meer onbeperkt, maar is die macht gebroken, anders was er geen schaduw. Van nature toch, dan is het hart van de mens volslagen donkerheid, een voorbeeld: het kerkhof. Of de zon schijnt, de maan geeft licht en de sterren fonkelen; dat lichaam in het graf verneemt er niets van. In het graf blijft even donker, is dat niet het beeld van de mens? Nog een zijde vertoont dat schrikbeeld, want in de mens is die duisternis vijandschap tegen het Licht; wij zijn in onze natuur de verwerpers van het Licht. Wij hebben de duisternis liever omdat de werken boos zijn en wij dat voor goed willen houden. Maar is er schaduw? Dan is er ook licht en dat komt van boven, nooit van beneden. De zon is de lichtdrager en beschijnt de maan het pad, dan is dat licht ontleend aan de zon. Welnu, zo kan het wezen met de ziel, dat deze alleen het licht ziet in dat volk, de levende kerk, als dat volk ten licht mag zijn, waartoe zij door de Koning der Kerk geroepen zijn: ‘Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader die in de hemelen is te verheerlijken.’ Zulk een ziel die dat ziet, gevoelt het gebrek aan licht, die kan er voor zichzelf niets mee doen. Integendeel, wordt het gemis gewaar, toch is het bij aanvang een voorrecht en ontbreekt ook de troost niet geheel, want het is de ogen goed het licht te aanschouwen. Voor het oude Israël was er geen vrede in het offerdier, maar beschijnt het licht der belofte het offer? Dan waren de sterren der hoop toch tot blijdschap en vertroosting en verlevendigen de grond tot verwachting van de komst, het doorbreken van het volle licht.  Nee, wij kunnen het niet doen met het maanlicht, daar kunnen we niet bij leven, want in maanlicht kan de aarde niet verwarmd worden, toch is het opmerkelijk, hoe de maan sommige vruchten doet wassen, hier ook, maar vooral in 't oosten moet de vrucht in den nacht wassen. Maar, het ziet uit naar den dag, het opgaan van de zon.

Welnu, dat was ook het leven van de Kerk van den ouden dag, zij zagen uit naar den beloofden dag, en we lezen van den aartsvader Abraham, dat hij dien dag gezien heeft, en is verblijd geweest. Daarmee spotten de Joden wel, omdat zij niets verstaan van het geloofsleven der Vaderen en dus ook niet kenden, de verwachting, de wachtenstijd, maar de levende kerk leert Abraham goed verstaan, hoe de blijdschap des geloofs doet wegvallen, tijden en omstandigheden, en dan is de zaak aanwezig.

Schaduwen — ook voor de discipelen staande bij dat kruis, hoe zwaar, hoe bang voor de ziel. De donkerheid van Golgotha legt zich rondom hun ziel, juist omdat zij het Licht kennen en de zoetigheid daarvan gesmaakt hebben. Nu kan het wel donker worden, ja ontzettend donker, maar geheel en enkel duisternis! nee, dat niet meer. Waar het leven Gods geopenbaard werd in de ziel, daar blijft dat zaad liggen.

Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude". Maar dat maakt dan ook de strijd uit, want machteloos is dat beginsel in zichzelf en vreselijk de machten, die zich tegen dat Leven openbaren, en geen oog voor, dat dit Leven den dood ingaat, opdat het sterfelijke van dit leven verslonden worde. En Hij zal het Leven en de onverderfelijkheid aan het licht brengen. Dus valt die donkerheid als een zware last op de ziel, dus ook voor hen: schaduwen. En wij nu? Kennen wij nu ook de schaduwen? de beleving van hetgeen de kerk uitroept: „Daar mijne ziel, omringd door duisterheen“. Acht dat niet gering, want dat gaat aan Pasen vooraf. Dat is die dag, waarin het begon te lichten, maar hoe blijkt dat de discipelen nodig houden de overwinning van dat Licht. We weten hoe zij te worstelen hadden met het: niet kunnen geloven, maar de dag was aangebroken en al was ’t voor hen avond, met gesloten deuren, Hij kwam en toont Zijn handen en voeten, en de schaduwen vlieden en al blijft het nog bij Thomas, ook voor hem breekt de dag aan, dat hij valt aan de voeten en het uitroept: „Mijn Heere en mijn God“.

Ziet, we mogen nooit Pasen losmaken van Golgotha, dat gebeurt in de oppervlakkigheid al te veel, dan vergeten we den mirreberg en den wierookheuvel, dan beleven we niet, wat Paulus getuigt: „Want ook ons Pascha is voor ons geslacht namelijk Christus.“ Moge voor menigeen de schaduwen vlieden en de dag doorbreken ook in het aanstaande Pasen.

Wijlen weleerwaarde heer W. van Leeuwen, uit Maandblad Calvijn, Maart 1940.                                                                   



Go to top